Urbanisatie 19e eeuw

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 983 woorden
  • 1 april 2003
  • 139 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
139 keer beoordeeld

Inleiding Urbanisatie betekend de trek naar de stad. Eigenlijk dat veel mensen rond dezelfde periode van het platteland naar de stad verhuizen om daar een nieuw leven te beginnen. In het begin van de 20e ontstond er zo’n grootschalige trek naar de stad. Maar waarom gebeurde dit juist toen en welke redenen had men om te verhuizen naar de stad? In mijn werkstuk beantwoord ik verschillende vragen waardoor dit allemaal duidelijk wordt. Hoofdvraag en deelvragen Hoofdvraag: - Welke invloed had de urbanisatie op het gezinsleven? Deelvragen: - Hoe was de situatie voor de urbanisatie, in de agrarische maatschappij en in het gezinsleven? - Hoe was de situatie na de urbanisatie de agrarische maatschappij en in het gezinsleven? -Hoe ontstond deze grootschalige trek naar de stad?
Hoe was de situatie voor de urbanisatie in de agrarische maatschappij en het gezinsleven? Nederland was rond 1900 nog een kleinschalig land: Nederland had ongeveer vijf miljoen inwoners. Er waren nog niet zo veel verschillen tussen verschillende steden, want er bestonden nog geen echte grote steden. Nederland bestond uit vrij kleine dorpen die door grote open ruimtes van elkaar gescheiden waren. Er was ook erg weinig mobiliteit: mensen kwamen nauwelijks buiten de eigen stad of streek. Ook hierdoor ontstond het feit dat er erg grote regionale verschillen waren. Bijna elk dorp had zo zijn eigen gewoontes. Men leefde onder zeer armoedige omstandigheden, van luxe was niet of nauwelijks sprake: 60% van de huizen in die tijd had minder dan drie kamers, waarin men moest koken, wassen, eten, slapen etc. De meeste gezinnen hadden veel kinderen waardoor helemaal voor te stellen is dat drie (of minder) kamers dan te klein is om in te wonen. Je kunt het je haast niet voorstellen maar er waren mensen (gezinnen) die in hutten woonden of in een kelderwoning, waarvan er in Amsterdam ongeveer 12000 waren
Een centrale verwarming of elektrisch licht had men niet; olielampen en turf- , hout- en kolenkachels zorgen voor licht en verwarming. Er was ook geen riolering of waterleiding. Men haalde drink-, kook- en waswater uit een openbare put en deed zijn behoefte in een emmertje. Het is wel duidelijk dat er van hygiëne weinig sprake was. Veel mannen verdienden hun geld met werk op het platteland, maar door de snelle industrialisatie, vooral in Amerika, ontstond er een crisis: Na 1880 vond snelle industrialisatie plaats. Doordat Amerika heel goedkoop graan kon produceren (dus snel en veel) ontstond in Nederland in 1873 – 1895 een landbouwcrisis. De werkgelegenheid op de landbouw daalde en de werkeloosheid steeg. Waardoor ontstond de urbanisatie? Zoals hierboven beschreven had men het slecht op het platteland. Door de industrialisatie kwamen er steeds meer fabrieken die zich in de stad vestigden. Hierdoor steeg de werkgelegenheid enorm in de stad. Daardoor en doordat er in de grote stad wél riolering en waterleiding was, was de medische zorg en hygiëne stukken beter dan op het platteland. Zo werd de stad voor veel werkeloze boeren erg aantrekkelijk om een nieuw en beter leven op te bouwen. (emigratie en urbanisatie, Rotterdam van 123.000 in 1870 naar 516.000 in 1919). Deze hunkering naar een beter leven en de werkgelegenheid in de stad bevorderde de urbanisatie. Hoe was de situatie na de urbanisatie in de agrarische maatschappij en het gezinsleven? Doordat Nederland uitgroeide tot een verzorgingsstaat kwam geleidelijk een einde aan de (te) lange werkdagen, kinderarbeid en vroegtijdige sterfte. Dit is dan ook merkbaar binnen het gezin: de meeste gezinshoofden waren verzekerd van werk (arbeiders werden nu meestal geschoold) en daardoor was men verzekerd van een inkomen. Mede door de verbeterde hygienische omstandigheden nam de algehele gezondheid van de bevolking toe, waardoor kinder- en kraambedsterfte teruggedrongen werden. Er vond een snelle bevolkingsgroei plaats: van 4 miljoen in 1880 naar 6,9 miljoen in 1919. De gemiddelde leeftijd steeg van 38 jaar in 1880 naar 51 jaar in 1909. De taakverdeling binnen het gezin stond vast: de vader verdiende de kost en de moeder zorgde voor het gezin en runde het huishouden. Het schoolgaan was gemeengoed geworden. Alle kinderen, zowel jongens als meisjes gingen naar de lagere school. Voor de meeste meisjes echter, bleef het daar bij. Vrijwel alleen jongens gingen naar de middelbare school en de universiteit. De vrouw was er immers in de eerste plaats voor het huishouden en de opvoeding. Door de verbeterde voedselvoorziening en industrialisatie kon meer en beter voedsel geproduceerd worden (modernisering en productdifferentiatie, kunstmest, betere fokmethoden, glastuinbouw etc.) Samenvattend heeft er zowel binnen de agrarische als binnen het gezinsleven een verschuiving in positieve zin plaatsgevonden. Welke invloed had de urbanisatie op het gezinsleven? De verstedelijking heeft een sterke invloed gehad op een groot gedeelte van de samenleving. Dus ook op de gezinssituatie in deze periode. Een grote groep boeren en landarbeiders hebben hun heil gezocht op de fabrieken en werkplaatsen in de steden, vooral om de erbarmelijke omstandigheden, zoals armoede, slechte hygiene, slecht eten, ziekte, (vroegtijdige) dood en veel en heel zwaar werk te ontvluchten. De steden hadden veel betere leefomstandigheden te bieden en dit had een directe weerslag op het gezinsleven: betere werkomstandigheden en werktijden, betere hygiëne, een redelijk niveau van medische zorg, waardoor niet alleen zaken als kindersterfte en voortijdige dood van volwassenen (dus ook ouders) werden teruggedrongen, maar ook eetgewoontes er danig op vooruitgingen. Vele arbeiders werden geschoold, zodat ook hun inkomens en de levensstandaard van het gezinnen werden vergroot. In de steden werd het burgerlijk gezin gezien als het ideaal. Kinderen konden naar school gaan. De man zorgde voor het inkomen. En de posititie van de vrouw bleef ongeveer gelijk, zorgen voor man, kinderen en huishouden, omdat hun “onderdanigheid” aan de man nog steeds gangbaar was. Gezelligheid werd vooral binnenshuis gezocht. Uitzondering waren de vrouwen van gegoede komaf die daardoor een hogere opleiding konden volgen en soms een gepaste vrouwenbaan konden vinden, bijv. lerares of verpleegster. Je zou kunnen stellen dat het gezin meer kansen kreeg in de stad, wel behield iedereen zijn eigen aparte taken, maar er waren meer mogelijkheden voor gezinnen. Vooral voor de kinderen qua opleiding.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.